Home |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De familie Nowee In de 16e, 17e en 18e eeuw vluchtten meer dan 300.000 hugenoten uit Frankrijk, ook families met de naam Noë vluchtten naar verschillende landen. Stamhouders van de Delftse, Westlandse en Haagse families Nowee of Nowé vluchtten in de 16e eeuw naar Leiden, waarvan de naam op verschillende wijzen werd/wordt gespeld: Noë, Noé, Nouve, Nouweel, Ouweel, Nowé en mijn tak Nowee. De hugenoten vluchtten ook naar diverse steden in de provincie Zeeland en stichtten daar veel Waalse kerken. Jacob Noë werd geboren in 1765 te Praag en was vermoedelijk een kind van een hugenoot, hij verhuisde naar Zierikzee en trouwde daar met Maria Overbeeke. Hun zoon Adriaan Nowe geboren op 20 juni 1813 te Zierikzee, trouwde met Josina Roeks. Adriaan en Josina kregen vijf kinderen, waaronder Jacobus Nowee geboren op 21 februari 1838 te Zierikzee. Jacobus Nowee Jacobus ging op 1 mei 1857 in militairendienst. Hij vertrok 20 oktober 1859 te Rotterdam aan boord van de Zephir (een schoener) naar Nederlands-Indië, daar ging hij op 9 januari 1860 van boord te Batavia. Hij ging met verlof op 6 december 1867 terug naar Nederland aan boord het zeilschip de Kosmopoliet I, op 24 maart 1868 kwam hij in Nederland aan. Hij tekende vrijwillig 6 jaar bij en vertrok 29 april 1868 aan boord van het zeilschip de Insulinde te Nieuwediep (Den Helder) naar Batavia, daar ging hij op 31 juli 1868 van boord. Jacobus was adjudant onderofficier (later kwartiermeester) bij de KNIL. Zijn broer Jacob was ook KNIL militair en kwam 26 juli 1865 aan boord van het zeilschip Jason in Batavia aan, hij overleed op 28 augustus 1876 te Samarang. Jacobus trouwde met Catharina Margaretha Senff op 7 september 1870 te Samarang.
De ramp Op 4 oktober 1881, om kwart voor negen 's avonds, brak de schroefas in de schroefkoker van het schip en via de schroefasafdichting kwam er veel water in het schip stromen. De ijzeren schotten waren door de schroefas uit hun verband gerukt. Men probeerde met pompen het schip drijvende te houden, maar dit lukte niet.
In de ochtend van 5 oktober werden de reddingsboten neergelaten, de 213 passagiers werden verdeeld over de zeven sloepen. Volgens een geredde passagier (De Tijd, 14 november 1881) was de watervoorraad in de vaten een paar dagen voor het ongeluk vernieuwd. "We zullen dat vuile water maar eens laten weglopen en de vaten opnieuw vullen" had de heer Drooglever Fortuyn (eerste officier) gezegd. Elke sloep had twee vaten van 60 liter water, 1,5 vat scheepsbeschuit, blikken volkseten (d.i. gestoofde hutspot en groenten met aardappelen), blikken vlees, een trommel met medicijnen, olie en lampenkatoen. Enkele sloepen hadden ook postzakken aan boord. De commandanten van de sloepen kregen een pistool voor ordehandhaving en gevaar. Volgens een ooggetuige zei de heer Droogleever Fortuyn toen de sloep het schip verliet: "Ik breng u allen onder het oog dat de enige kans voor ons allen bestaat in orde en vrede. Ik zal niet schromen een of meer levens op te offeren voor het algemeen behoud, indien wanorde en gebrek aan tucht en gehoorzaamheid zich voordoet. Het eten en drinken zullen we eerlijk verdelen. Allen gelijk, we zijn allen nu in één schuitje". Een andere ooggetuige: Ik zag het schip zinken, dat vergeet ik nooit. Maar ik spreek er liever niet over, het was zo ontzettend. We hadden ons in Indië nog al gerept om op dit schone , beroemde schip der Maatschappij weg te kunnen. Zoals kapitein Bruijns van dat schip hield! "Er was geen beter zeeschip, geen edeler schip dan de Koning" zei hij. Dikke tranen rolden langs zijn wangen, toen hij er afscheid van nam. Hij had het lief als een kind geloof ik. De afstand tot de Chagos-eilanden was 440 Engelse mijlen, de kapitein van de Koning gaf het bevel om naar deze eilanden te varen en dichtbij elkaar te blijven. De tweede nacht bleek dat de sloepen niet meer bij elkaar waren. Een aantal sloepen werd opgepikt door andere schepen, van drie sloepen met negentig passagiers en bemanningsleden heeft men niets meer vernomen.
De vier overige sloepen
Sloep stuurboord nr. 3 In deze sloep zaten totaal 28 personen, t.w.:
De sloep kwam met 27 opvarenden na 32 dagen op 6 november te Dondra aan op Ceylon (het huidige Sri Lanka), zij hadden toen ongeveer 2000 kilometer gevaren.
Mevrouw Nowee had bij het aan boord gaan van de sloep één sarong en een kabaai. Ze hadden de laatste twaalf dagen gruwelijke honger en dorst, sommigen knaagden hout om hun honger te stillen. Bij aankomst op Ceylon had mevrouw Nowee op haar armen en overig lichaam verwondingen door het inkleven van de kleren. Volgens een verslaggever was het een jong, aardig vrouwtje en zelfs vrolijk in haar spreken. De volgende morgen (7 november) zijn ze met ossenwagens van Dondra naar Matara gebracht, een afstand van ongeveer 8 kilometers. Vandaar zijn ze 's middags om twee uur per postwagen naar Point de Galle gegaan, een afstand van ongeveer 45 kilometer. Ze kwamen 's avonds om acht uur aan.
De overlevingskansen van de schipbreukelingen
Het vaarwater van de schipbreukelingen en
de kansen op hun behoud is beschreven in november 1881 door Mr. S.C.J.W. van
Musschenbroek, te lezen in dit
PDF-document (leesmuseum
bibliotheek Arnhem). Gebeurtenissen na de ramp Op 15 november 1881 vertrokken J. Nowee en echtgenote (en de andere geredde personen) te Point de Galle aan boord van de "Prins van Oranje", dit stoomschip kwam op 24 december in Amsterdam aan. Op 24 november 1881 staat het verslag over het verblijf in de sloep geschreven door J. Nowee in de krant. klik hier voor het verslag van J. Nowee J. Nowee en echtgenote gingen een paar jaar met verlof naar Europa, om hun betrekkingen nog eens te zien. Alles wat zij bezaten was aan boord van de Koning en niet verzekerd. Op 25 januari 1882 te Schuddebeurs (Zeeland) schreef J. Nowee een briefje naar de krant waarin hij vermeldde dat hij een schade had geleden van + 6000 gulden en bedankte voor de schadeloosstelling van 1,65 gulden. Die 6000 gulden van toen zou nu een koopkracht hebben van 66.000,00 euro. klik hier voor de brief van J. Nowee aan de krant J. Nowee en G. Keijzer correspondeerden met elkaar toen ze in Nederland waren. J. Nowee schreef onder andere dat hij aan schrijven geen gebrek had.
Tijdens
het indelen van de passagiers over de sloepen was de sloep waar bootsman
Keijzer het bevel over voerde waarschijnlijk niet populair. Er waren veel
soldaten aan boord die met verlof gingen, zij werden over de sloepen
verdeeld. J. Nowee schreef dat zij gelukkig niet in de sloep bij de ervaren
oud stuurman heer Hendriks konden over kruipen.
J. Nowee overleed op 5 september 1883 te Paija Combo, hij was toen 45 jaar oud. Weduwe Nowee vertrok op 25 oktober 1883 vanuit Sumatra per boot naar Batavia. Mogelijk trouwde zij met Joseph Pierre Martin Speenhoff op 1 november 1884 te Samarang. Zij overleed op 10 november 1922 te Samarang. In maart 1886 stond in de kranten een gerucht dat schipbreukelingen van de Koning op de oostkust van Afrika terecht waren gekomen en daar door de bevolking als slaven gevangen werden gehouden. Eén persoon was zelfs ontsnapt en op terugreis naar Nederland. Bij de SMN was er niets van bekend en het is voor zover bekend bij een gerucht gebleven. Het stoomschip "Prins van Oranje", dat de drenkelingen te Point de Galle aan boord nam, komt op 1 januari 1900 zelf ook in de problemen door het breken van de schroefas. Het schip bevond zich 145 mijl van Padang. Op 14 januari werd het schip door de "Prinses Sophie" naar Padang gesleept. Krantenberichten over de oorzaak van de ramp Sumatra-courant, 1 november 1881: Op 5 graden zuiderbreedte en 64 graden oosterlengte brak de schroefas in de werkbus en als gevolg daarvan waren de waterdichte beschotten uit hun verband gerukt. Soerabaijasch handelsblad, 30 mei 1882: Kapitein Bruijns en machinist Vis verklaarden onder ede voor de rechtbank het een en ander.
Kapitein Bruijns en anderen vermoedden
dat het schip tweemaal tegen een hard voorwerp is gestoten, een wrak of een
onbekende klip. Eerst ter hoogte van de ketelruimte en daarna ter de hoogte
van het achterschip. De schok was zo hard dat Keijzer in zijn kooi overeind
werd geworpen, volgens zijn mening was de schok ter hoogte van het ketelhuis
veel groter dan die op het achterschip. Opmerking: Aannemelijk is dat de schroefas brak en dat daardoor de stoommachine geen belasting meer had en "op hol sloeg" , het deel van de as dat aan de machine vastzat veroorzaakte enorme schade voordat men de machine kon stoppen. In later jaren werden stoommachines voorzien van een smoorklep die de stoomtoevoer afkneep als de machine te veel toeren draaide, bijvoorbeeld ook als de schroef boven water kwam. Benoeming bootsman Keijzer
Bootsman Keijzer werd in Nederland benoemd tot Broeder
van de Nederlandse Leeuw voor zijn moed, volharding en karakter. Toen hij
geloofde de Chagos eilanden te zijn gepasseerd heeft hij het
mannenbesluit genomen om naar het noorden te varen richting het vaste land van
Azië. Over bootsman Keijzer
Gerhard Keijzer, geboren 13 oktober 1841 te Amsterdam, overleed op 25
september 1921 te Amsterdam in den ouderdom van bijna 80 jaren. Hij woonde
op de Nassaukade 72 in het bovenhuis. Gerhard was een zoon van Baukje Baukes en Gerhard Keijzer Sr, smid, geboren te Nienhuis (Hannover). Gerhard trouwde met Anna Maria Roos op 11 juli 1867, zij kregen vier kinderen:
1 Gerhard, geboren 17 juni 1869, trouwde met Maria Elisabeth Uphoff
op 24 maart 1898. Gerhard overleed op 23 maart 1902. 2 Pieter geboren op 22 maart 1872, trouwde met Cornelia Margaretha van Hilten op 27 december 1907. Hun zoon Gerhard werd geboren op 21 oktober 1908 en trouwde met Johanna Adriana Kentgens, zij kregen kinderen en kl.k.
3 Tonko Arnold, geboren 12 november 1874, trouwde met Aafje Klein op
21 november 1907. Tonko Arnold Keijzer overleed op 4 april 1935 te Amsterdam
en werd begraven op begraafplaats Huis Te Vraag op 6 april 1935.
4
Jantje Anne Maria geboren 13
juni 1877. Bronnen:
-www.nederlandsekrijgsmacht.nl/index.php/km/264-boten-van-de-koninklijke-marine/1304-het-vergaan-van-de-koning-der-nederlanden
Hieronder de Genealogie van Jacob Noë Opmerking:
-Onduidelijkheid over enkele gegevens, zoals geboortedatums en leeftijd
bij overlijden.
I. Jacob Nowe (Noë), geb. Praag 1765, vermeld leeftijd 83, † Noordgouwe 9 jan. 1848, tr. Maria Overbeeke, geb. Haamstede 1778, vermeld leeftijd 66, † Zierikzee 19 mei 1844. Uit dit huwelijk: II. Adriaan Nowe, geb. Zierikzee 20 juni 1813, vermeld trouwde op 22 jaar, tr. Zierikzee 29 juli 1835 Josina Roeks, vermeld trouwde op 27 jaar. Uit dit huwelijk: 4. Jacobus, volgt IIIa. 5. Jacob, volgt IIIb. IIIa. Jacobus Nowee, geb. Zierikzee 21 febr. 1838, vermeld R.I.P / J. Nowee/ adj. kw. meester/ geboren te Zierikzee/ 21 Febr. 1838/ overl te Paija Combo / 5 sept. 1883, † Paija Combo 5 sept. 1883, tr. Samarang 7 sept. 1870 Catharina Margaretha Senff, geb. Tjilatjap 8 juni 1850, † Samarang 10 nov. 1922. Uit dit huwelijk: IIIb. Jacob Nowee, geb. Zierikzee 23 nov. 1839, KNIL militair, mogelijk was Jacob Jacobus Adriaan zijn zoon, de geboorte van dit kind kan ook zijn op 10-10-1874 te Salatiga, † Samarang 28 aug. 1876. Zijn zoon:
Bronnen:
-Bronnenpublicaties IGV deel 6
grafschriften van Europeanen in Nederlandsch-Indië naar aantekeningen
van P.C. Bloys van Treslong: Begraafplaats Pajacombo (BRP6:69)
De informatie op deze website is auteurrechtelijk beschermd
en mag niet worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, zonder
toestemming van de rechthebbende. U kunt aan deze informatie geen recht ontlenen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|